|
|
|
Hoofdstukken 3 en 4 : De vierde
dimensie
Wiskundige
Ludwig
Schläfli vertelt over objecten in de vierde dimensie en toont
ons
een optocht van regelmatige polyeders in dimensie 4, vreemde objecten
met 24, 120 en zelfs 600 zijden!
|
|
|
1. Ludwig Schläfli en de anderen
We hebben lang getwijfeld voor we de presentator
van dit
hoofdstuk gekozen hebben. Het idee van de vierde dimensie is niet het
idee van één enkel persoon, en het heeft de
inspanningen
gevergd van vele creatieve geesten om het idee ingang te doen vinden en
het te laten assimileren in de wiskunde. Een van de voorlopers op dit
gebied was Bernhard Riemann die het laatste hoofdtuk zal presenteren,
en die zonder enige twijfel een duidelijk idee had over de vierde
dimensie in het midden van de negentiende eeuw.
|
|
Uiteindelijk hebben we er voor gekozen om het
woord te geven aan Ludwig Schläfli
(1814-1895),
en wel omdat deze originele denker vandaag bijna vergeten is, zelfs
onder wiskundigen. Hij was een van de eersten om in te zien dat, hoewel
onze fysische ruimte duidelijk drie dimensies heeft, niets ons
tegenhoudt om een ruimte van vier dimensies te bedenken, en zelfs om
meetkundige stellingen te bewijzen in verband met objecten in vier
dimensies. De vierde dimensie was voor hem een pure abstractie, maar na
zovele jaren werk over dit onderwerp is het vrijwel zeker dat hij zich
beter thuisvoelde in vier dimensies dan in drie! Zijn belangrijkste
werk is Theorie der vielfachen
Kontinuität
en werd gepubliceerd in 1852, en het vond in die tijd maar weinig
lezers. Het is slechts in het begin van de twintigste eeuw dat de
wiskundigen het belang van dat monumentale werk begrepen
hebben. Voor meer informatie over Schläfli, kijk hier of hier.
De vierde dimensie heeft lange tijd een mysterieus
en
'onmogelijk' aspect behouden, zelfs binnen de wiskundige gemeenschap.
Het grote publiek associeert de vierde dimensie dikwijls
met paranormale verschijnselen in science-fiction verhalen, of soms met
de relativiteitstheorie van Einstein: "De vierde dimensie?.. is dat
niet de tijd?". Dat laatste is een verwarring tussen natuurkundige en
wiskundige vraagstukken, en we komen daar later nog even op terug. Laat
ons eerst eens proberen om de vierde dimensie te bevatten zoals
Schläfli : als een zuiver hersenspinsel !
|
|
|
2. Het idee 'dimensie'
Schläfli herinnert ons eerst aan een paar
zaken die
we in de vorige hoofdstukken gezien hebben, en legt alles uit op het
bord.. Een lijn heeft dimensie 1, want om een plaats te bepalen op een
lijn hebben we maar 1 getal nodig. Het is de abscis van het punt op de
lijn, negatief links van de oorsprong, en positief rechts.
|
|
|
Het vlak van het bord heeft dimensie 2,
want om een plaats te bepalen op het bord kunnen we twee lijnen
trekken, loodrecht op elkaar, en de plaats van een punt bepalen ten
opzichte van die twee lijnen: het zijn de abscis en de ordinaat.
Voor de ruimte waarin wij leven willen we nog een derde lijn trekken,
loodrecht op de twee andere. Dit is natuurlijk met een gewoon
plat bord nogal moeilijk, maar aangezien we op weg zijn naar de vierde
dimensie gebruiken we magische krijtjes!
Elk punt in de ruimte kunnen we zo beschrijven
door drie getallen die men traditioneel noteert als x, y
en z, en het is
daarom dat onze ruimte dimensie
3 heeft. We
zouden natuurlijk graag op die manier doorgaan, maar het is niet
mogelijk om een vierde as te tekenen loodrecht op de drie voorgaande,
zelfs niet met onze magische krijtjes, en dat is niet echt een
verassing want de ruimte waarin we leven is nu
eenmaal van dimensie 3. Op die manier vinden we de vierde
dimensie
niet: we moeten onze verbeelding gebruiken.
|
|
Schläfli stelt een aantal oplossingen
voor om een
idee te krijgen van de vierde dimensie. Er is meer dan
één oplossing, net zoals er meer dan
één
manier is om de derde dimensie uit te leggen aan de platte hagedissen,
en die oplossingen zullen ons toelaten om een blik te werpen op de
vierde
dimensie.
De eerste
methode
is de meest praktische. Men kan eenvoudigweg stellen dat een punt in de
ruimte van dimensie 4 niets anders is dan een set van 4 gegeven waarden : x, y, z, t.
Het nadeel van deze aanpak is dat men het niet aanschouwelijk kan
voorstellen, maar
anderzijds is het een logische aanpak, en voldoende voor de meeste
wiskundigen. Men kan dan proberen om gebruikelijke definities
in
dimensie 2 en 3 uit te breiden om objecten te definiëren in
vier
dimensies.
Zo kan men bijvoorbeeld de verzameling van punten (x, y, z, t) die voldoen aan de
lineaire vergelijking ax+by+cz+dt
= e het
(hyper-)vlak noemen, naar analogie met een gewoon vlak in de ruimte.
Met dergelijke definities kan men een samenhangende meetkunde
ontwikkelen, stellingen bewijzen, enz, en in feite is dit de enige
manier om ruimtes van hogere dimensies ernstig te bestuderen. Het doel
van onze film is echter om niet te 'ernstig' te zijn, maar wel
om
u de vierde dimensie te "tonen".
Schläfli toont ons dan een
methode "naar analogie".
Het idee is hier om aandachtig sommige fenomenen in dimensie 1, 2 en 3
te bekijken, en om dan te veronderstellen dat die fenomenen zich nog
altijd voordoen in dimensie 4. Dit is een moeilijke aanpak die niet
altijd werkt!. Een hagedis die zijn wereld verlaat, en de derde
dimensie binnenkomt, moet zich verwachten aan een paar verassingen, en
zal wat tijd nodig hebben om zich aan te passen. Hetzelfde is waar voor
de wiskundige die zich binnenwurmt in de vierde dimensie "naar
analogie"...Het voorbeeld dat Schläfli neemt is dat van de
reeks
"lijnstuk, gelijkzijdige driehoek, regelmatige tetraëder". Men
voelt aan dat er een analogie bestaat tussen deze voorwerpen, en het
lijdt geen twijfel dat de tetraëder in zekere zin de
veralgemening
in drie dimensies is van de gelijkzijdige driehoek.
|
|
Welk voorwerp is dan de veralgemening van de
tetraëder in vier dimensies?
Het lijnstuk heeft twee uiteinden, en is van dimensie 1. De driehoek
heeft drie hoekpunten en is van dimensie 2. De tetraëder heeft
vier hoekpunten en is van dimensie 3. Het is verleidelijk om aan te
nemen dat de reeks wordt verdergezet, en dat er aan voorwerp bestaat in
vier dimensies met vijf hoekpunten.
Men merkt ook op dat bij de driehoek en de
tetraëder alle hoekpunten met elkaar verbonden zijn door
zijden of
ribben.Als men probeert om vijf hoekpunten onderling te verbinden,
zonder al teveel na te denken over de ruimte waarin men zich bevindt,
dan ziet men dat men 10 ribben nodig heeft. Vervolgens plaatst men
natuurlijk driehoekige zijden op elk drietal van hoekpunten. Zo vindt
men er ook 10. Tenslotte plaatst men een tetraëder op elk
viertal
van hoekpunten. Het object dat we zo bekomen zien we nog niet zo goed
voor ons. We kennen wel het aantal hoekpunten, ribben, zijden en
driedimensionale zijden.De wiskundige praat over combinatoriek
om te beschrijven wat we weten: we weten welke ribben welke hoekpunten
verbinden, maar we hebben nog geen geometrisch beeld van het object.
Dit object waarvan we zo het bestaan geraden hebben heet een simplex!.
|
|
Klik
op het beeld voor een film. |
|
3. De polyeders van Schläfli
Veelhoeken bestaan in een vlak en polyeders
bestaan in
de ruimte van dimensie 3. De analoge objecten in dimensie 4 (of meer!)
noemt men polytopen
(maar men noemt ze dikwijls simpelweg ook polyeders).
Plato beschreef de regelmatige polyeders in de
gewone
ruimte van dimensie 3, maar
Schläfli heeft de regelmatige polyeders van dimensie 4
beschreven. Er zijn er prachtige bij, en de film wil ze tonen aan
kijkers van dimensie 3 ( dus U en ik) op dezelfde manier als de
vertoning van de polyeders van Plato aan de hagedissen van dimensie 2.
De reden daarvoor is dat het voor de auteurs natuurlijk gemakkelijker
is om polyeders van dimensie 4 te tonen dan een vaas met bloemen van
dimensie 4! We zien hier een van de mooiste bijdragen van
Schläfli
: De precieze
beschrijving van de zes regelmatige polyeders in dimensie 4.
Polyeders van dimensie 4 hebben hoekpunten, ribben, zijvlakken van
dimensie 2 en zijvlakken van dimensie 3. Zie hieronder een tabel met
alle
gegevens.
|
|
Eenvoudige naam |
Naam |
Hoekpunten |
Ribben |
Zijvlakken 2D |
Zijvlakken 3D |
Simplex |
Pentachoron |
5 |
10 |
10 driehoeken |
5
tetraêders |
Hyperkubus |
Tesseract |
16 |
32 |
24 vierkanten |
8 kubussen |
16 |
Hexadecachoron |
8 |
24 |
32 driehoeken |
16 tetraëders |
24 |
Icositetrachoron |
24 |
96 |
96 driehoeken |
24
octaëders |
120 |
Hecatonicosachoron |
600 |
1200 |
720 vijfhoeken |
120
dodecaëders |
600 |
Hexacosichoron |
120 |
720 |
1200 driehoeken |
600
tetraëders |
|
Dit kan nuttig zijn om de beelden beter te
begrijpen. Om meer te weten over de polyeders in dimensie 4,
kijk hier of hier, of hier.
4. "Zien" in dimensie 4
Hoe kunnen we "zien" in dimensie 4 ? We hebben
spijtig genoeg geen 4D bril voor U, maar er zijn andere manieren.
|
|
De methode van de sneden
:
We kunnen het eerst proberen zoals de hagedissen het deden. Wij zijn in
onze ruimte van drie dimensies, en we stellen ons voor dat een voorwerp
zich geleidelijk verplaatst in de ruimte van 4 dimensies, en onze
ruimte van 3 dimensies geleidelijk doorkruist.
De snede zien we nu in onze ruimte, en in plaats van een veelhoek die
vervormt is het nu een veelvlak dat vervormt. We kunnen proberen een
indruk te krijgen van de vierdimensionale polyeder door aandachtig de
sneden te bekijken die verschijnen, vervormen, en uiteindelijk
verdwijnen. Op die
manier een object herkennen is niet gemakkelijk, nog minder gemakkelijk
dan het voor de hagedissen was...
Op die manier maken we in de film kennis met drie dergelijke polyeders:
de hyperkubus en de polyeders die we de 120
en de 600 noemen.
U ziet hoe ze onze ruimte doorsnijden, en hun sneden tonen, die nu
driedimensionale polyeders zijn. Het is indrukwekkend, maar niet
makkelijk te begrijpen.
Rechts ziet U de 600 die onze ruimte van dimensie 3 doorkruist
|
|
Klik op het beeld voor een film. |
|
De vierde dimensie is niet eenvoudig te begrijpen,
en het is dus aangewezen om enkele bijkomende methoden te gebruiken.
|
|
|
De methode van de schaduwen
:
De andere methode die in dit hoofdstuk aan bod komt ligt eigenlijk meer
voor de hand dan die van de sneden, en we hadden die eigenlijk ook bij
de hagedissen kunnen gebruiken. Het is dezelfde methode die een
schilder gebruikt die een stilleven met voorwerpen van 3 dimensies
schildert op zijn doek van 2 dimensies: hij projecteert het beeld op
zijn doek. Hij kan bijvoorbeeld een lichtbron opstellen achter het
object, en de schaduw observeren. Die schaduw geeft slechts
gedeeltelijke informatie, maar als men het object voor de lichtbron
laat draaien, en bestudeert hoe de schaduw vervormt, dan kan men zich
dikwijls een nauwkeurig idee vormen van het object in
kwestie. Waar we het hier over hebben is de kunst van het perspectief.
Wij doen hier eigenlijk hetzelfde: het object dat
we
willen tonen bevindt zich in de ruimte met vier dimensies, en er is een
lichtbron die een schaduw van het object werpt op een doek dat nu onze
ruimte van drie dimensies is. Als het object in dimensie 4 ronddraait
verandert de schaduw en zo kunnen we ons een beeld vormen van de vorm
van het object, zelfs al zien we het niet!
Eerst zien we de hyperkubus, en dat is nu veel duidelijker dan met de
methode van de sneden.
|
Cliquez
l'image pour un film. |
|
Dan komt de 24, het object waarvan we vermoeden
dat
Schläfli er echt trots op was! De reden daarvoor is dat de 24
echt
iets nieuws is: het is niet het equivalent in vier dimensies van
één van de polyeders in drie dimensies, zoals dat
we het
geval is voor de andere. Daarenboven is de 24 autoduaal
: er zijn evenveel zijvlakken van dimensie 2 als "zijvlakken" van
dimensie 1 ( de ribben), en evenveel zijvlakken van dimensie 3 als
zijvlakken van dimensie 0 (de hoekpunten).
Tenslotte zien we de 120 en de 600 waarvan we al
eerder
de sneden gezien hebben. Met deze methode om de polyeders te bekijken
zien we andere aspecten van de vierdimensionale polyeders, die zonder
twijfel ingewikkelder zijn. De twee methoden, sneden en schaduw, hebben
hun voordelen, maar men moet toegeven dat ze de vele
symmetrieën
van deze prachtige objecten niet tot hun recht laten komen.
In het volgend hoofdstuk gebruiken we nog een
andere
methode, die van de stereografische projectie. Misschien wordt dan
alles duidelijker!
5. "Zien" in dimensie 4 : de
stereografische projectie
(Zie in de
film hoofdstuk 4 : De vierde
dimensie, vervolg)
Schläfli stelt ons een laatste methode
voor om de polyeders van dimensie 4 te tonen. Het gaat hier opnieuw
over de stereografische projectie, maar natuurlijk niet dezelfde
projectie die Hipparchus ons getoond heeft in hoofdstuk 1.
Hoe ziet een sfeer eruit in dimensie 4? De
definitie is
dezelfde als diegene die we al kennen: het is de verzameling van punten
die op dezelfde afstand liggen van een punt dat men het middenpunt
noemt. We hebben al gezien dat in de ruimte van dimensie drie de
sfeer dimensie 2 heeft omdat we al de punten kunnen
beschrijven met twee
getallen: lengtegraad en breedtegraad. Men zou kunnen zeggen dat de
sfeer in dimensie 3 maar twee dimensies heeft omdat hij er een te kort
komt, namelijk de hoogte boven de sfeer. Op dezelfde manier heeft de
sfeer in dimensie 4 slechts drie dimensies, en ook hier
mankeert
er een, en dat is opnieuw de hoogte boven de sfeer.
Wat is dan een sfeer in dimensie 2, dus in een
vlak? Het
is weer de verzameling van alle punten op dezelfde afstand van
een
middenpunt: met andere woorden, het is een cirkel. Een cirkel is dus
een sfeer in de ruimte van dimensie 2...en een cirkel heeft dimensie 1
want we hebben slechts 1 getal nodig om een plaats op de cirkel te
bepalen.
Wat misschien nog meer verbazend is: ook
in de ruimte van dimensie 1, een rechte, is er een sfeer! De definitie
is weer dezelfde:
de verzameling van punten op dezelfde afstand van een middenpunt, en zo
zijn er maar twee punten op een rechte: één links
van het
middenpunt, en één rechts. De sfeer in de ruimte
van
dimensie 1 bevat dus slechts 2 punten, en heeft dimensie 0!!
Om samen te vatten : in de ruimte van dimensie n, heeft de sfeer
dimensie n-1
en de wiskundigen noteren de sfeer in dimensie n als Sn-1.
|
|
|
In het begin van dit hoofdtuk wordt uitgelegd wat
de sfeer S3
is, maar zelfs Schläfli zelf kan ons die natuurlijk niet
tonen. Het beste dat hij kan doen is U een sfeer S2
tonen, en U aan te sporen om U mentaal te verplaatsen naar de vierde
dimensie, en te doen alsof het een sfeer S3
is...
De stereografische projectie, die Hipparchus uitgelegd heeft,
projecteert de sfeer S2
op een vlak dat raakt aan de zuidpool van de sfeer. Met S3
kan men op dezelfde manier tewerk gaan. Men neemt de ruimte die raakt
aan de zuidpool van S3,
die nu een ruimte van dimensie 3 is, en men kan dan om het even welk
punt van S3 (behalve
de noordpool) projecteren op deze ruimte. Het volstaat daarvoor om de
lijn die vertrekt in de noordpool en die door het punt gaat te
verlengen tot ze de ruimte, die raakt aan de zuidpool, ontmoet. Het
principe is net hetzelfde als op de figuur rechts.
|
|
|
|
Schläfli wil ons dus een van die
polyeders van
dimensie 4 tonen. Eerst doet hij hetzelfde met de polyeder als datgene
wat we deden om de polyeders te tonen aan de hagedissen: ze opblazen
tot op de sfeer S3.
Als dat gedaan is kan hij stereografisch projecteren op het 'vlak' dat
raakt aan de zuidpool, en dat nu onze ruimte van dimensie 3 is, en dan
kunnen wij
het zien.
Men kan ook de sfeer S3
laten
rollen op zijn raakvlak en dan de dans van de polyeder bekijken. Als
door de rotatie van de polyeder een zijvlak door de noordpool gaat, dan
wordt de projectie van die zijde oneindig groot, en we krijgen dan de
indruk dat ze uiteenspat op het scherm, iets dat we ook zagen in
hoofdstuk 1 toen we polyeders projecteerden op een vlak.
Het schouwspel in hoofdstuk 4 is er dus een van
ronddraaiende, stereografisch geprojecteerde polyeders
van Schläfli.
|
Klik op het beeld voor een film. |
|
De meetkunde van de ruimten van dimensie 4 is
natuurlijk
maar een begin, want er bestaan ruimten van dimensie 5, 6,..en zelfs
oneindig! Ze werden oorspronkelijk opgevat als pure abstracties, maar
de hedendaagse fysica gebruikt ze wel degelijk. De relativiteitstheorie
van Einstein gebruikt een ruimte-tijd van dimensie 4. Een punt
van die
ruimte-tijd is bepaald door drie getallen die een plaats
bepalen,
en een vierde die een tijdstip bepaalt.
De kracht van de relativiteitstheorie bestaat erin
om in
zekere zin die vier coordinaten te vermengen, zonder de tijd of de
ruimte te bevoordelen. We gaan hier niet proberen die theorie uit te leggen, want
Schläfli
kende die niet! De theorie van Einstein dateert van 1905, dus vrij lang
na de ontluiking van het wiskundig idee van vier dimensies. Dat was
niet de eerste keer, en zeker niet de laatste, dat de wiskunde en de
fysica mekaar beïnvloedden, beide wetenschappen met hun eigen
methodes, met verschillende doelen voor ogen en met verschillende
drijfveren, maar toch dicht bij elkaar.
De hedendaagse fysica spreekt over ruimtes van
dimensie
10 of meer, en de quantumfysica werkt in een ruimte met oneindige
dimensie. U zal wel nog even moeten wachten op onze film over de
ruimtes van dimensie 10!
|
|
|